Talliet en tsietsiet


Bij de Klaagmuur in Jeruzalem is het vaak een drukte van belang. Je ziet er mannen rondlopen in lange witte mantels over hun schouders, die ook nog eens vaak over het hoofd heen geslagen worden. Ze spreken gebeden uit en daarvoor hebben ze zich uitgedost op een manier die door de Wet van Mozes wordt voorgeschreven. In Num. 15:38-39 kun je lezen:

Spreek tot de kinderen Israëls en zeg tot hen: Dat zij zich snoertjes maken aan de hoeken hunner klederen, bij hun geslachten; en op de snoertjes des hoeks zullen zij een hemelsblauwe draad zetten. En hij zal ulieden aan de snoertjes zijn, opdat gij het aanziet en aan al de geboden des HEEREN gedenkt en die doet”.

   Gebedsmantel   

In de loop van de tijd gingen de Joden steeds minder lange gewaden dragen. Dat kon dus een probleem worden. Maar dat is opgelost door een soort kleed te gebruiken, dat men talliet noemt. De talliet, ook wel gebedsmantel genoemd, wordt gedragen tijdens het ochtendgebed en in de synagoge.

Op de foto zie je biddende Joden bij de Klaagmuur, met gebedsmantel en tefillien. De talliet heeft meestal een witte kleur met blauwe of zwarte strepen. De kleurencombinatie ‘blauw/wit’ vind je overigens ook terug in de Israëlische vlag, en zelfs op de vliegtuigen van de luchtvaartmaatschappij ‘El Al’!

   Tsietsiet   

In de tekst uit Numeri staat ook dat er aan de gewaden “snoertjes” gemaakt moeten worden. Tegenwoordig noemen we dat: franjes of kwastjes. De Joden noemen die: tsietsiet. Deze kwastjes moesten een voorgeschreven kleur hebben: wit en “hemelsblauw”. Dat blauw is waarschijnlijk een soort purper geweest. Helaas is de slakkensoort die deze kleur kon leveren uitgestorven.
In het Nieuwe Testament komen we die tsietsiet ook tegen. We lezen in Matth. 23:5 dat deze kwasten (daar heten ze: “zomen”) ook door de Farizeeën gedragen werden. En dat niet alleen: ook de Heere Jezus droeg ze. Er staat immers in Matth. 9:20 dat de bloedvloeiende vrouw de zoom van Zijn kleed aanraakte en dat ze daarna gezond werd!
Een Joods gezegde luidt: Wie tsietsiet heeft aan zijn kleed, tefillien aan zijn lichaam en de mezoeza aan zijn deurpost – die zal niet gemakkelijk zondigen. Wat een zegen als ook wij op zo'n ernstige manier Gods geboden met ons zouden ‘meedragen’!