De Romeinse tijd
Was er dan geen antisemitisme in de tijd van de eerste christenen? Toch ook wel. Natuurlijk hadden de Romeinen, die toen over Palestina heersten, heel wat te stellen met de Joden. Er was zelfs een Joodse groepering (de Zeloten) die de Romeinen met geweld wilde verjagen. Stadhouder Pilatus was dan ook altijd op zijn hoede als er oproer dreigde uit te breken. Deze stadhouder ging niet altijd zo zachtzinnig met de Joden om.
Lasterpraatjes
Trouwens hadden de Romeinen het al snel voor de Joden bedorven. In het jaar 63 vóór Chr. was de veldheer Pompejus het Heilige der heiligen van de tempel binnengegaan – en dat als héiden! Dat hebben de Joden de Romeinen nooit kunnen vergeven. De generaal had overigens geen verkeerde bedoelingen – hij nam geen kostbaarheden mee; het lijkt dat hij alleen maar nieuwsgierig was. Want: was het echt waar dat de Joden geen zichtbare god aanbaden? Hij heeft kunnen zien dat er in het allerheiligste van de tempel alleen maar een …steen lag. Voor de Romeinen, die vele goden vereerden en daarvan ook beelden hadden, was zoiets onbegrijpelijk!
Over de Joden waren ook lasterverhalen in omloop. Ze zouden een gouden ezelskop vereren en zich schuldig maken aan kannibalisme. Kortom: ze vormden zo’n apart volk, dat de beschaving wel eens gevaar zou kunnen lopen. Deze praatjes leidden ertoe dat in het jaar 38 In Alexandrië, in Egypte, anti-Joodse rellen uitbraken. Er werden veel Joden mishandeld of gedood; anderen werden gedwongen om in het openbaar varkensvlees te eten. Er kwam een vreselijke vervolging. De Joden werden naar een speciaal gedeelte van de stad gedreven – iets wat lijkt op wat later een getto zou worden genoemd.
► De Romeinse keizers Claudius (41-54), Nero (54-68) en Vespasianus (69-79)
In het jaar 49 waren er onlusten tussen de Joden in Rome. Dat ging waarschijnlijk over de vraag: Is Jezus de ware Messias? Het ging er zo heftig aan toe, dat de keizer Claudius besloot om al de Joden uit Rome te verdrijven. Dat lees je in Hand. 18:2.
Tempelbelasting
Volgens de Wet van Mozes (Ex. 30:13) moesten de Israëlieten een soort ‘belasting’ betalen voor het onderhoud van de tabernakel – later dus de tempel. In het Nieuwe Testament heet dat: “de didrachmen” (Matt. 17:24). Na de verwoesting van de tempel, in het jaar 70, was dit niet meer nodig. Maar de Romeinse keizer Vespasianus stelde die belasting toch weer in: het geld werd nu besteed aan de tempel van Jupiter in Rome! Dit moet voor de echte vrome Jood verschrikkelijk zijn geweest. Maar dankzij die belasting waren de Joden vrijgesteld van de goden- en keizerverering. De Joodse godsdienst werd dan ook toegelaten in het Romeinse Rijk. Maar hoe anders was dat met de christenen! Die werden bij tijden hevig vervolgd. Denk aan de wrede keizer Nero, die de christenen de schuld gaf van de brand van Rome.
Alles bij elkaar: dit heeft er mede voor gezorgd dat Joden en christenen (eerst een Joodse ‘sekte’) steeds verder van elkaar af kwamen te staan. En het zou nog erger worden. Het is erg als je in openlijke vijandschap met iemand blijft leven. Maar het is erger om iemand compleet te negeren en te doen alsof hij er niet eens is. En dat is het wat de Joden zou overkomen…