De val van Jeruzalem


Vanaf het jaar 44 wordt Judea weer geregeerd door een stadhouder. Ook komt Galilea erbij, zodat de Romeinen de zaak goed in de gaten kunnen houden. Want het is nogal eens raak: ongeregeldheden, opstootjes. Eerlijk gezegd: de oorzaak daarvan is ook vaak het onverstandige gedrag van de stadhouder.

   Joodse opstand   

Neem nu Florus, de laatste stadhouder van Judea. Hij probeert zich te verrijken, ten koste van het volk. In Jeruzalem gist en broeit het. Vergeet niet, dat de bouw van de tempel is afgerond. Daardoor hebben duizenden ‘bouwvakkers’ geen werk meer. Dat doet de sfeer in de stad ook geen goed. In het jaar 66 na Chr. eist Florus een enorm grote geldsom uit de voorraad van de tempel. Zogenaamd als belasting. Maar de Joden weten wel beter: als het geld in de tempel niet meer veilig is, dan is er niets meer veilig. Ze komen in opstand. Een stel grappenmakers gaat de deuren langs om te ‘collecteren’ voor de ‘arme’ stadhouder. Maar Florus ziet de humor daar niet van in: hij voelt zich diep beledigd. Hij neemt krachtige maatregelen: vele Joden worden gedood of gekruisigd. Maar het verzet van het volk is niet gebroken: de Romeinse soldaten worden uit Jeruzalem verdreven. En ook een leger dat de stad nadert wordt verslagen.

   De Romeinen in aantocht   

In Jeruzalem beseft men: de Romeinen zullen terugkomen. Snel wordt de derde muur (waar koning Agrippa al mee was begonnen) afgemaakt, versterkt met tientallen torens. Er wordt een Joodse bevelhebber, Josef, naar Galilea gestuurd, om de Romeinse legioenen op te wachten. Keizer Nero stuurt zijn beste leger, onder bevel van Vespasianus. Het gevolg is dat in het voorjaar van 68 Galilea wordt veroverd. Of beter gezegd: verwoest. Duizenden Joden komen om het leven. Zesduizend gevangenen moeten in Griekenland het kanaal van Korinthe mee helpen graven. Ook commandant Josef wordt gearresteerd. Maar hij voorspelt dat Vespasianus nog eens keizer zal worden. Dan schenkt de generaal hem genade; voortaan zal hij bij het Romeinse leger blijven.

   Burgeroorlog   

Het lijkt dat de Romeinen regelrecht naar Jeruzalem zullen optrekken. Maar plotseling gebeurt er iets in Rome; het bericht van de dood van keizer Nero wordt bekend. Er volgt een onrustig jaar, waarin maar liefst drie keizers elkaar bestrijden. Tenslotte wordt Vespasianus tot keizer uitgeroepen. Hij moet naar Rome toe. Het leger laat hij over aan zijn zoon Titus.


► De tempel in brand. Let op de menorah!

Intussen gaat het in Jeruzalem helemaal niet goed. Vanuit Galilea zijn Zeloten naar Jeruzalem getrokken. Er ontstaat een burgeroorlog tussen diverse Joodse strijdgroepen. Totale chaos in de stad; zelfs de tempel wordt een strijdtoneel.

   In de Bijbel   

Als Hij nog op aarde is, profeteert Jezus van de verwoesting van Jeruzalem in Luk. 21:20-24. Hij zegt in vers 21: "Alsdan die in Judea zijn, dat zij vlieden naar de bergen; en die in het midden van dezelve zijn, dat zij daar uittrekken". Dat hebben de christenen in de stad inderdaad gedaan; ze zijn gevlucht naar Pella, een stad in het Overjordaanse.
In Dan. 9:26 is voorzegd: "En een volk des vorsten [de Romeinen], hetwelk komen zal, zal de stad [Jeruzalem] en het heiligdom [de tempel] verderven, en zijn einde zal zijn met een overstromende vloed".
Als Jeruzalem is ingenomen worden veel Joodse slaven op de markt aangeboden. Maar het zijn er zoveel, dat de Romeinen er moeilijk af kunnen komen. In Egypte kunnen ze ze bijna niet kwijt óf tegen heel lage prijzen. Hiervan vinden we de voorspelling in Deut. 28:68, waar staat: "En de HEERE zal u naar Egypte doen wederkeren in schepen door een weg, waarvan ik u gezegd heb: Gij zult dien niet meer zien; en aldaar zult gij u aan uw vijanden willen verkopen tot dienstknechten en tot dienstmaagden, maar er zal geen koper zijn".

   Josef, de 'verrader'   

Pas als de Romeinen in het jaar 70 de stad dicht zijn genaderd houden de partijen in Jeruzalem op met ruzie maken. Ze slaan de handen ineen. De vijand, die beschikt over katapulten en stormrammen, moet worden tegengehouden. Maar hoe moet dat, met zoveel Joodse pelgrims die speciaal voor het Paasfeest naar Jeruzalem zijn gekomen? Het gáát ook niet: de stad wordt omsingeld; er breekt hongersnood uit. Joden die in handen van de vijand vallen worden gekruisigd. Titus heeft nog een 'geheim wapen': Josef. Deze roept tegen de Joden dat ze zich beter kunnen overgeven. Maar dat zijn ze niet van plan. En naar een verrader (zo wordt Josef gezien) luisteren: dat willen ze al helemaal niet!

   De tempel in vlammen   

Dan gebeurt wat Jezus veertig jaar daarvóór heeft voorspeld! De Romeinen halen de ene na de andere muur neer. Ze dringen de tempel binnen. Generaal Titus wil dat prachtige gebouw sparen. Maar daar gooit een soldaat een brandende fakkel naar binnen. De tempel gaat in vlammen op, de stad wordt verwoest. Kostbaarheden uit de tempel, zoals de Menorah en de Tafel der toonbroden, worden naar Rome gevoerd. Op de beroemde Titusboog in Rome is dat nog te zien.