Verdrukt door de Kerk

Verdrukt door de Kerk


Eeuwenlang waren christenen én Joden achtergesteld en verdrukt. De laatsten hadden dan nog het voordeel dat hun godsdienst door de Romeinen werd toegestaan – maar méér ook niet. We weten immers dat keizer Nero behalve christenen ook tienduizenden Joden heeft omgebracht.

   Vrijheid voor de Christenen    

De christenen zaten in het hoekje waar de slagen vielen. Ze werden door de overheid als ‘atheïsten’ beschouwd omdat ze niet meededen aan de goden- en keizerverering. Velen van hen zijn als martelaar gestorven. Tótdat er in Rome een nieuwe keizer kwam: Constantijn de Grote. In het jaar 313 vaardigde hij een wet uit: het ‘edict van Milaan’. Hierin stond dat de christenen in het Romeinse Rijk vrijheid van godsdienst zouden krijgen. De vervolgingen moesten ophouden! En ook belangrijk: er moest eenheid komen.


► Keizer Constantijn

De keizer was zelf niet christelijk - en is dat waarschijnlijk ook nooit geworden. Toch riep hij een groot aantal bisschoppen bijeen. Ze vergaderden in Nicea, in Klein-Azië, in het jaar 325. Daar werd nogal hatelijk tegen de Joden gedaan. Men besloot de datum van Pasen te verplaatsen. De christenen moesten dat feest niet meer op dezelfde datum vieren als de Joden. Al eerder was de zondag door de keizer tot algemene rustdag uitgeroepen.

   Staatsgodsdienst    

Het werd er voor de Joden niet beter op, toen rond het jaar 380 het christendom werd aangewezen als officiële staatsgodsdienst van het Romeinse Rijk. Dat was een besluit van keizer Theodosius. Nog méér werden de Joden aangevallen. Helaas ook door kerkvaders, die zeiden: “Jullie hebben Christus vermoord, Zijn kostbaar bloed vergoten. Voor jullie is geen vergiffenis meer”. Deze uitspraken zijn té erg voor woorden. Ook misbruikte men de tekst uit Matt. 27:25, waar de Joden riepen: “Zijn bloed over ons en over onze kinderen!” De Joden hadden dus al die narigheid aan zichzelf te danken… Of niet dan?

   Beperkingen voor de Joden    

Intussen had het christendom (of wat daarvoor moest doorgaan) ook Palestina overspoeld. Joden woonden hoofdzakelijk nog in een klein gebied in het noorden. Velen van hen vertrokken naar andere landen. In het hele Romeinse Rijk kregen de Joden beperkingen opgelegd. Met een christen trouwen? Mocht niet. Een christelijke slaaf in dienst hebben? Mocht niet. Een nieuwe synagoge bouwen? Was verboden. Gelukkig waren niet alle landen hierin even streng. In Spanje echter was men heel erg gekant tegen de Joden. Ze moesten zelfs bewijzen dat hun voorvaderen tijdens de kruisiging van Jezus niet in Palestina hadden gewoond. En dat ze aan die misdaad dus geen schuld hadden. Maar veel hielp het allemaal niet: de verhouding met de christenen werd steeds slechter. En het zou alleen nog maar erger worden. Het is triest dat heel veel Jodenhaat is ontstaan door de vijandige houding van de Kerk in die dagen. Diep beschamend!