De synagoge
Wij gaan op zondag naar de kerk, het gebouw waar we samen komen. Daar komt de christelijke gemeente bijeen om naar Gods Woord, de Bijbel, te luisteren, te bidden en te zingen. De Joden gaan op zevende dag van de week, op de sabbat naar hún kerk: de synagoge.
Mozes bouwt in opdracht van God in de woestijn een tent om samen te komen: de tabernakel. Later bouwt Salomo de mooie, grote tempel in Jeruzalem. Die wordt verwoest door koning Nebukadnezar van de Babyloniërs. In die tijd, als de Joden verstrooid wonen buiten het land Israël, ontstaat de synagoge. Men kan immers niet meer naar de tempel.
Na de ballingschap
Eerst worden de jongetjes besneden in de huizen en ook worden de huwelijken thuis gesloten. In zulke huissamenkomsten wordt ook de wet, de Thora, de boeken van Mozes en de Misjna, een toelichting bij de Wet, gelezen. Later ontstaan de synagogen.
Synagoge (een Grieks woord) betekent: huis van samenkomst. Het wordt ook wel sjoel (Jiddisch, van het Duitse ‘Schule’) genoemd. Als de Joden na de ballingschap terugkeren naar hun land en de (tweede) tempel wordt herbouwd in Jeruzalem, dan zijn er ook overal verspreid in het land synagogen. De Heere Jezus gaat ook naar de synagoge in de dorpen en steden waar Hij woont en langs trekt.
De synagoge van binnen
De synagoge is de plaats om te bidden, maar ook om te leren, te studeren. Tegenwoordig is er ook vaak een studiezaal en een bibliotheek bij. Aan de voorkant van de synagoge is de kastwand, waar de boekrollen, de Thora-rollen worden bewaard. Men noemt dat de ark. Er hangt een mooi versierd kleed voor. Vaak zijn die boekrollen heel mooi.
Op een verhoging, de biema, een soort preekstoel, staat een lessenaar (stelt het ‘altaar’ voor) en daar wordt de boekrol neergelegd en wordt eruit voorgelezen, volgens een vast rooster. Met een jad, een zilveren
bladwijzer, wordt de tekst aangewezen. De heilige rollen mag je namelijk
niet zomaar aanraken! Men leest van rechts naar links (een boek van
achter naar voren) in de Hebreeuwse taal. Dus net andersom dan bij ons
De Thora is verdeeld in 54 stukken, zodat er elke week weer een nieuw gedeelte kan worden gelezen. Immers, de Joodse kalender heeft ongeveer om de drie jaar een schrikkelmaand, zodat het jaar ook wel eens een paar weken extra telt! Deze Thora-lezing is vindt, behalve op de sjabbat (zaterdag), ook plaats op maandag en dinsdag. Dat zijn vanouds de marktdagen; er zijn dan veel mensen bijeen.
Na het voorlezen uit de Thora volgt een gedeelte uit de Profeten. Deze lezing noemt men de haftarah (= "afsluiting"). Die mag - anders dan bij de Thora - uit een 'gewoon' gedrukt boek gelezen worden. Soms lezen de mensen in de synagoge hardop mee...
De jongens en mannen zitten op banken of stoelen. Ze lezen mee uit een gebedenboek, de sidoer. In de orthodoxe synagogen (van de strenge, behoudende Joden) zitten de mannen en de vrouwen gescheiden van elkaar.
Gebeden
Nu de tempel in Jeruzalem er niet meer is, worden de rituelen, zoals de offers, vervangen door gebeden. Bijvoorbeeld het Achttiengebed. Ook de Joodse geloofsbelijdenis, het Sjema, neemt een belangrijke plaats in. Dit Sjema (= 'Hoor') vind je in de Bijbel in Deut. 6:4. Er brandt ook steeds een lamp, ter herinnering aan het ‘eeuwige licht’, dat vroeger ook altijd in de tempel brandde.
Een menorah, met zeven lampen op één rij, roept de herinnering op aan de beroemde zevenarmige kandelaar. Bij de (hoge) feestdagen wordt er op de sjofar, een ramshoorn geblazen. Vaak is er ook een ritueel bad, het mikwe, bij een synagoge.