De tijd van Luther


In de zestiende eeuw werd het niet meteen beter: nog steeds waren er Jodenverdrijvingen uit diverse landen en steden. Joden woonden in Europa vooral in Nederland, Duitsland, Polen, Italië en Griekenland.

   Ontstaan van het getto   

In Venetië arriveerde een grote stroom Joodse vluchtelingen uit Spanje. In het jaar 1516 werd besloten om ze onder te brengen op een apart eiland, Ghetto Nuovo (‘Nieuwe gieterij’). Hier had vroeger een ijzergieterij (‘ghetto’) gestaan, vandaar die naam. Dit begrip zou snel inburgeren om een wijk aan te duiden waarin de Joden verplicht moesten wonen. Het gebied werd ommuurd, en ’s nachts afgesloten. Dus was er zo weinig mogelijk contact met de buitenwereld. Door de groei van het aantal Joden werden ze gedwongen om hun huizen in de hoogte uit te breiden.


► Venetië - een gedeelte van de oude Jodenwijk

Er ontstonden daardoor hele 'flatgebouwen'. Zo’n getto was niet helemaal nieuw: in de Middeleeuwen bestonden er al ‘Jodenwijken’. Nu kwamen er steeds meer steden die het voorbeeld van Venetië volgden. Joden konden er vaak goed in leven, hun godsdienst uitoefenen, studeren en naar de synagoge gaan. Ze werden er meestal met rust gelaten, ze hadden hun eigen winkels, herbergen en zelfs gevangenissen. En dat terwijl – buiten het getto – de protestanten vaak zwaar werden vervolgd…

   Uitlatingen van Luther    

De 16e eeuw is ook de tijd van de Reformatie: In het begin, toen de beelden uit de kerk gingen verdwijnen, dacht Luther: nu zullen we de Joden wel kunnen overtuigen. Hij vond dat de Joden als gewone burgers behandeld moesten worden. Hij wees erop dat ook Jezus als Jood werd geboren. En dat ook de apostelen Joods waren. Hij zei: als de Joden toen met de heidenen hadden gedaan, zoals wíj nu met de Joden, dan was er niemand christen geworden. Dus: we moeten goed met de Joden omgaan. Je moet ze niet uit Duitsland verdrijven. Luther was ook tegen het verbranden van Joodse boeken. Hij verwachtte dat veel Joden tot geloof en bekering zouden komen.


► Luther had in het begin hoge verwachtingen van de Joden

Maar Luther merkte wel dat hiervan weinig terecht kwam. Hij was diep teleurgesteld. In 1543 schreef hij een soort pamflet, met als titel: Van de Joden en hun leugens. Hij ging daarin erg tekeer tegen de Joden. Zij zouden het Oude Testament hebben vervalst. Hij kwam tot zware beschuldigingen: Ze eten en zuipen zichzelf vol, vloeken en lasteren en brengen allerlei ongeluk over ons. Het zijn giftige, wraakzuchtige slangen, moordenaars en duivels. De Joden hadden immers Christus ook belasterd en uitgemaakt voor ‘duivel’ en ‘Samaritaan’. Luther noemde de Joden “bloedhonden en moordenaars van het ganse christendom”. Hun synagogen moeten maar worden verbrand, samen met hun gebedenboeken. En zo ging het verder. Maar veel volgelingen van Luther waren het niet met hem eens. Ook Calvijn was veel milder. Het lijkt dat Luther een grote antichristelijke samenzwering vreesde. En dat de Joden – mét de moslims – daarin een grote rol zouden spelen.

   Excuses van Protestanten   

Deze uitspraken van Luther zijn natuurlijk verschrikkelijk. Wat een ellende is er al niet uit zulke beweringen voortgekomen! Denk alleen maar aan de beruchte Kristallnacht in 1938. Op 10 november (de geboortedag van… Luther!) werden duizenden huizen en winkels van Joden en hun synagogen in brand gestoken. De nazi’s konden toen zeggen: We hebben alleen maar gedaan wat Luther ons 400 jaar geleden heeft aangeraden...
Gelukkig heeft de Protestantse Kerk in Nederland in 2016 duidelijk de uitlatingen van Luther afgewezen.

   Blijvende vervolging    

Rond 1553 kon je anti-Joodse taferelen meemaken in Italië. Een kardinaal liet een Talmoed in het openbaar verbranden. Dit leidde tot het vernietigen van talloze Joodse geschriften in het hele land. Dezelfde man nam enkele jaren later (hij was intussen paus geworden) strenge maatregelen. Joden werden ook in Rome in een getto gestopt. In een andere stad werden Joden verplicht zich tot het christendom te bekeren. Maar toen velen weigerden, volgden er arrestaties. Van hen eindigden er 25 hun leven op de brandstapel.

De rest van de eeuw was niet beter voor de Joden. Allerlei vormen van Jodenhaat kon je aantreffen: verbanning en executie, een verbod om van Joodse artsen gebruik te maken. Een verbod om de Joodse Talmoed te drukken. Een verbod om: ga zo maar door... Het antisemitisme bleef springlevend!