Sprinkhaan
Daar hebben we een echte ‘veelvraat’: een insect dat in oosterse landen veel voorkomt. Het zijn de treksprinkhanen die in korte tijd een hele oogst kunnen verwoesten.
Grote zwermen
Er zijn tientallen soorten sprinkhanen; de meeste zijn gelukkig onschadelijk. Het waren reine dieren bij de Joden (Lev. 11:22) en mochten dus gegeten worden. Dat lezen we namelijk van Johannes de Doper: hij at sprinkhanen en wilde honing (Mark. 1:6). De sprinkhanen in het Midden-Oosten waren zeer gevreesd. Bij een van de plagen over Egypte werden deze dieren massaal door de oostenwind in het land gebracht, waar ze grote vernielingen aanrichtten onder het gewas (Ex. 10:13). Soms wordt gezegd dat die beschrijvingen in de Bijbel een beetje overdreven lijken. Maar dat zijn ze niet! Sprinkhanenzwermen kunnen inderdaad de lucht verduisteren (vers 15). De treksprinkhaan (die in de Bijbel wordt bedoeld) is ongeveer 5 centimeter lang. Met zijn sterke achterpoten kan hij enorme sprongen maken.
Aan de ene kant waren dus de mensen bang voor deze zwermen, maar ook was de sprinkhaan een kwetsbaar dier. In Ps. 109:23 zegt David dat hij “wordt omgedreven als een sprinkhaan”: ze werden heel gemakkelijk door de wind opgenomen en verstrooid. Zo machteloos voelde de dichter zich ook!
Amos en Joël
Bijzonder is de manier waarop deze insecten zich ontwikkelen. In het voorjaar komen de jonge sprinkhanen uit het ei. Ze zijn dan nog niet meteen volwassen, maar blijven een tijdje in het ‘nimf’-stadium. Maar dit is juist de periode waarin ze enorm vraatzuchtig zijn. Vliegen kunnen ze dan nog niet, maar met zijn allen akkers kaalvreten is geen probleem. Het is opmerkelijk hoe Amos daarover spreekt in Amos 7:1. In een visioen ziet hij hoe God sprinkhanen “formeerde”. Dit is duidelijk een teken dat die beesten nog in hun eerste groeiperiode zijn en daarom het meest gevaarlijk. Er zal vast een hongersnood in het land komen! Als Amos bidt om deze dreiging weg te nemen, dan wordt dit gebed ook verhoord (vers 3).
In de dagen van de profeet Joël was er ook een grote sprinkhanenplaag. In Joël 1:4 lezen we hoe deze dieren (en andere schadelijke beesten) in het land hebben huisgehouden. Niet alleen de oogst is bedorven, ook blijft er weinig over van de wijnstokken en de vijgenbomen (vers 10-12). In Openb. 9 wordt ook gesproken over sprinkhanen. Daarmee wordt de grote macht van de duivel bedoeld, die met grote snelheid en kracht de mensen op aarde wil beschadigen. Dat wil zeggen: verleiden en proberen van de dienst van God af te trekken. We mogen wel bidden: Verlos ons van de Boze!