Ezel
Een dier, dat nogal eens als lui, dom en koppig wordt beschouwd. Maar dat kun je zeker niet zeggen van de ezels die men in het oude Israël gebruikte.
Nuttig dier
Voor het eerst lezen we van dit dier bij Abram, die van Farao onder andere ezels en ezelinnen ten geschenke kreeg (Gen. 12:16). De broers van Jozef, die in Egypte koren gingen halen, maakten ook gebruik van ezels. Van Job lezen we dat hij eerst 500 ezelinnen had; deze werden in het Oosten speciaal gebruikt als rijdier. Ook van Bileam staat in Num. 22 dat hij op een ezelin reed.
Onrein
Bij de Israëlieten was de ezel een onrein dier en mocht niet gegeten worden. Dus moest er wel een grote hongersnood zijn geweest in Samaria, toen daar een ezelskop voor veel geld werd verkocht (2 Kon. 6:25). Een dode ezel werd buiten de stadspoort gegooid. Dat heette een ‘ezelsbegrafenis’. De Heere voorzegt in Jer. 22:19 dat dit de goddeloze koning Jojakim zal overkomen.
Intocht van Christus
Een echt zadel, als bij een paard, werd bij een ezel niet gebruikt: er werd een dekkleed op gelegd. In Matth. 21 lezen we de geschiedenis van de intocht in Jeruzalem. Jezus reed op het veulen van een ezel de stad binnen. De discipelen hadden hun kleren op het dier gelegd. Jezus kwam niet te paard; dat doet teveel denken aan strijd en oorlog. Maar op een ezelin, als de Vredevorst. Dit was al in Zach. 9:9 voorzegd: “Zie, uw Koning zal u komen, rechtvaardig, en Hij is een Heiland; arm, en rijdende op een ezel, en op een veulen, een jong der ezelinnen”.